Muy en mucho betekenen veel.
Muy is een bijwoord en is onveranderlijk.
Mucho is een bijvoeglijk naamwoord en is veranderlijk.
¡Muy bien!
Hay mucha gente.
Tan en tanto betekenen zoveel.
Ttan is een bijwoord en onveranderlijk.
Tanto is een bijvoeglijk naamwoord en veranderlijk.
No lo explicaste tan bien como él.
¿Porqué hay tanta gente allí?
Lientje heeft al een tijdje Spaanse les. Ze is naar Spanje gegaan om nog meer Spaans te leren. Doe je mee?
.
Aangepast zoeken
maandag 20 december 2010
dinsdag 30 november 2010
Bergen en vlakten
(v)Cadenas alargadas de colinas y montañas - langgerekte heuvel- en bergruggen
Las regiones de montaña - de bergregio's
La cumbre - de top
A 1974 metros de altitud - Op 1974 meter hoog
La colina - de heuvel
La llanura - de (laag)vlakte
El terreno plano - vlak terrein
maandag 15 november 2010
Om te onthouden
Als je een vragend voornaamwoord ziet staan, zie je ook altijd een accent. Vergeet het niet te plaatsen.
¿Qué? ¿Quién? ¿Cuál? ¿Cuándo? ¿Cuánto?
¿Qué? ¿Quién? ¿Cuál? ¿Cuándo? ¿Cuánto?
dinsdag 26 oktober 2010
Het gebruik van hoofdletters
In het Spaans worden de hoofdletters bijna op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands.
Spanje - España
België - Bélgica
zondag - domingo
zaterdag - sábado
zomer - verano
herfst - otoño
Maar:
Hij is Spanjaard. - Es español.
Ik spreek Nederlands. - Hablo holandés.
Spaans fruit - fruta español
Spanje - España
België - Bélgica
zondag - domingo
zaterdag - sábado
zomer - verano
herfst - otoño
Maar:
Hij is Spanjaard. - Es español.
Ik spreek Nederlands. - Hablo holandés.
Spaans fruit - fruta español
donderdag 14 oktober 2010
Synoniemen
Synoniemen voor een woord kunnen je tekst levendig maken. Om ze te vinden kun je een boek aanschaffen. Lientje heeft "Diccionario de sinónimos y antónimos". Van ESPASA lexicos. ISNB 978-84-670-2118-9.
Ook op het internet kan je volop synoniemen vinden. Onder andere achter deze link.
Ook op het internet kan je volop synoniemen vinden. Onder andere achter deze link.
zondag 3 oktober 2010
Wat is oud?
Om in het Spaans aan te geven dat iets of iemand oud is, kan je verschillende woorden gebruiken:
El anciano - bejaarde of grijsaard
Anciano is ook een bijvoeglijk naamwoord. Muy anciano betekent hoogbejaard.
LET OP: Anciano wordt alleen voor personen gebruikt.
Viejo wordt ook voor personen gebruikt, of om aan te geven dat iets verouderd is.
Viejo como el mundo - Zo oud als de weg naar Rome
Mayor - Pilar vijf jaar is ouder dan ik. Pilar es cinco años mayor que yo.
Antiguo - a la antigua betekent naar oud gebruik.
Su antiguo marido - haar ex.
El anciano - bejaarde of grijsaard
Anciano is ook een bijvoeglijk naamwoord. Muy anciano betekent hoogbejaard.
LET OP: Anciano wordt alleen voor personen gebruikt.
Viejo wordt ook voor personen gebruikt, of om aan te geven dat iets verouderd is.
Viejo como el mundo - Zo oud als de weg naar Rome
Mayor - Pilar vijf jaar is ouder dan ik. Pilar es cinco años mayor que yo.
Antiguo - a la antigua betekent naar oud gebruik.
Su antiguo marido - haar ex.
woensdag 29 september 2010
Afkortingen
SAMUR - Servicio de Asistencia Municipal de Urgencia y Rescate
IVA - Impuesto sobre en Valor Añadido
IRPF - impuesto sobre la renta de las personas físicas
ONG - Organisación no Gubernamental
ONU - Organisación de las Naciones Unidas
PIB - Producto Interior Bruto
OMS - Organización Mundial de la Salud
PNUD - Programa para el Desarollo de la ONU
OMS - Organización Mundial de la Salud
IVA - Impuesto sobre en Valor Añadido
IRPF - impuesto sobre la renta de las personas físicas
ONG - Organisación no Gubernamental
ONU - Organisación de las Naciones Unidas
PIB - Producto Interior Bruto
OMS - Organización Mundial de la Salud
PNUD - Programa para el Desarollo de la ONU
OMS - Organización Mundial de la Salud
maandag 20 september 2010
Hace unas semanas....
Het is al weer een paar weken geleden dat Lientje een berichtje heeft geplaatst. Dat betekent niet dat ze men de Spaanse lessen is gestopt. Integendeel.
Deze keer kijken we naat het bepaald lidwoord. In het Spaans wordt het gebruikt op plaatsen waar wij het in het Nederlands niet gebruiken.
Bijvoorbeeld voor een zelfstandignaamwoord dat in de algemene zin wordt gebruikt.
Las hombres son, en general, más furzodos (gespierd) que las mujeres.
Voor een aanspreekvorm of titel. Maar niet als je tegen die persoon praat en ook niet bij don/doña, santo/santa.
El señor Ruiz es un hombre sincero.
Voor data en dagen van de week. Maar niet bij dateringen in briefhoofden. en voor dagen van de week ook niet na ser.
Los lunes voy al trabajo.
Bij beschrijving van iemands uiterlijk (ook dat van dieren), als het duidelijk is over wie of welk dier het gaat.
Pilar tiene el pelo corto.
Voor namen van sportclubs:
El Real Madrid.
Deze keer kijken we naat het bepaald lidwoord. In het Spaans wordt het gebruikt op plaatsen waar wij het in het Nederlands niet gebruiken.
Bijvoorbeeld voor een zelfstandignaamwoord dat in de algemene zin wordt gebruikt.
Las hombres son, en general, más furzodos (gespierd) que las mujeres.
Voor een aanspreekvorm of titel. Maar niet als je tegen die persoon praat en ook niet bij don/doña, santo/santa.
El señor Ruiz es un hombre sincero.
Voor data en dagen van de week. Maar niet bij dateringen in briefhoofden. en voor dagen van de week ook niet na ser.
Los lunes voy al trabajo.
Bij beschrijving van iemands uiterlijk (ook dat van dieren), als het duidelijk is over wie of welk dier het gaat.
Pilar tiene el pelo corto.
Voor namen van sportclubs:
El Real Madrid.
maandag 30 augustus 2010
Vogels en vogeltjes
La ave - de vogel
El pájaro - de vogel
La ala - de vleugel
El invernante - de overwinteraar
nidificar - nestelen
El águila - de arend
El alcaudón - de klapekster
El mochuelo - de steenuil
El verderón - de groenvink
El gorrión - de mus
El pájaro - de vogel
La ala - de vleugel
El invernante - de overwinteraar
nidificar - nestelen
El águila - de arend
El alcaudón - de klapekster
El mochuelo - de steenuil
El verderón - de groenvink
El gorrión - de mus
dinsdag 24 augustus 2010
Spaans leren is dagelijks oefenen
De Spaanse werkwoorden blijven voor Lientje een moeilijk onderdeel. Daarom oefent ze elke dag een rijtje. Kijk even op deze website. Je kunt er ook de werkwoorden van andere talen mee oefenen.
maandag 23 augustus 2010
Het verschil tussen pero en sino
PERO
Gebruik je als de tweede bewering in een zin min of meer in tegenspraak is met de eerste bewering in die zin.
Trabajamos mucho pero tenemos poco dinero.
SINO
Gebruik je als de tweede bewering in een zin in tegenspraak is met de eerste bewering. Die twee beweringen kunnen niet samen in een zin voorkomen.
No es blanco sino negro.
SINO QUE
Gebruik je (bij een tegenstelling) als er een vervoegd werkwoord volgt.
No quiero hacer deporte sino que quiero bailar.
Gebruik je als de tweede bewering in een zin min of meer in tegenspraak is met de eerste bewering in die zin.
Trabajamos mucho pero tenemos poco dinero.
SINO
Gebruik je als de tweede bewering in een zin in tegenspraak is met de eerste bewering. Die twee beweringen kunnen niet samen in een zin voorkomen.
No es blanco sino negro.
SINO QUE
Gebruik je (bij een tegenstelling) als er een vervoegd werkwoord volgt.
No quiero hacer deporte sino que quiero bailar.
woensdag 11 augustus 2010
Verschil tussen LLEVAR en TRAER
LLEVAR betekent iets brengen naar een plaats waar je niet bent op het moment dat je praat.
Ik breng de krant naar de buurman.
Le llevo el periódico al vecino.
TRAER betekent iets meenemen naar de plaats waar je op het moment dat je praat wel bent.
Wil je me de krant brengen?
¿Puedes traerme el periódico?
Ik breng de krant naar de buurman.
Le llevo el periódico al vecino.
TRAER betekent iets meenemen naar de plaats waar je op het moment dat je praat wel bent.
Wil je me de krant brengen?
¿Puedes traerme el periódico?
Verschil tussen IR en VENIR
IR betekent dat je je verplaatst naar een plaats waar je op het moment dat je het zegt niet bent.
Je bent thuis en je zegt dat je naar de winkel gaat.
Voy a la tienda.
VENIR betekent dat je je verplaatst naar een plaats waar je op het moment dat je praat wel bent.
Je bent thuis en je zegt dat je morgen wat later thuis komt.
Mañana vendré un poco mas tarde a la casa.
Je bent thuis en je zegt dat je naar de winkel gaat.
Voy a la tienda.
VENIR betekent dat je je verplaatst naar een plaats waar je op het moment dat je praat wel bent.
Je bent thuis en je zegt dat je morgen wat later thuis komt.
Mañana vendré un poco mas tarde a la casa.
dinsdag 10 augustus 2010
Oraciones Finales
In oraciones finales staat een doel.
Het doel staat na de uitdrukking "para que". Na "para que" volgt altijd subjuntivo.
Te lo doy para que lo uses.
Aquí tienes mi dirección para que me visites mañana.
Het doel staat na de uitdrukking "para que". Na "para que" volgt altijd subjuntivo.
Te lo doy para que lo uses.
Aquí tienes mi dirección para que me visites mañana.
dinsdag 3 augustus 2010
Onpersoonlijke zinnen
Degene die de handeling uitvoert, wordt niet in de zin genoemd.
Se vendieron los ordenadores.
Aquí se habla inglés.
Esperan buen tiempo.
Se vendieron los ordenadores.
Aquí se habla inglés.
Esperan buen tiempo.
Notities bij de indirecte rede
In plaats van het werkwoord "decir" kan je ook andere werkwoorden gebruiken: comentar, preguntar, pedir, ordenar, explicar proponer, contar enzovoort.
Als deze werkwoorden in de pr.perfecto staan, gelden de regels van de vorige twee blogberichten.
Soms veranderen er ook andere woordsoorten, dan alleen de werkwoorden, in een zin.
Mi hijo tiene ojos verdes. - Dice que su hijo tiene ojos verdes.
Aquí hace frío. - Dice que allí hace frío.
Ayer visité a mi padre. - Dice que el día antes había visitado a su padre.
Hasta luego , me voy a la escuela. - Se despidió y dijo se iba a la escuela.
Als deze werkwoorden in de pr.perfecto staan, gelden de regels van de vorige twee blogberichten.
Soms veranderen er ook andere woordsoorten, dan alleen de werkwoorden, in een zin.
Mi hijo tiene ojos verdes. - Dice que su hijo tiene ojos verdes.
Aquí hace frío. - Dice que allí hace frío.
Ayer visité a mi padre. - Dice que el día antes había visitado a su padre.
Hasta luego , me voy a la escuela. - Se despidió y dijo se iba a la escuela.
maandag 2 augustus 2010
Indirecte rede verleden tijd
Presente - imperfecto
Soy holandesa.
Dijo/decía que era holandesa.
Imperfecto - imperfecto
Estaba muy alegre.
Dijo/decía que estaba muy alegre.
Definido - definido/pluscuamperfecto
Trabajé ayer todo el día.
Dijo/decía que trabajó/había trabajado ayer todo el día.
Perfecto - definido/pluscuamperfecto
Me he equivocado.
Dijo/decía que se equivocó/había equivocado.
Pluscuamperfecto - pluscuamperfecto
María había salido al teatro.
Dijo/decía que María había salido al teatro.
Futuro - condicional
Os ayudaré.
Dijo/decía que nos ayudaría.
Futuro compuesto - condicional compuesto
El domingo habré solucionado la mitad.
Dijo/decía que el domingo habría solucionado la mitad.
Presente de subjuntivo - imperfecto de subjuntivo
Cuando quieras te enseñaré a bailar.
Dijo/decía que cuando quisiera me enseñaría a bailar.
Imperativo - imperfecto de subjuntivo
Ven a mi casa.
Dijo/decía que vinieras a su casa.
Soy holandesa.
Dijo/decía que era holandesa.
Imperfecto - imperfecto
Estaba muy alegre.
Dijo/decía que estaba muy alegre.
Definido - definido/pluscuamperfecto
Trabajé ayer todo el día.
Dijo/decía que trabajó/había trabajado ayer todo el día.
Perfecto - definido/pluscuamperfecto
Me he equivocado.
Dijo/decía que se equivocó/había equivocado.
Pluscuamperfecto - pluscuamperfecto
María había salido al teatro.
Dijo/decía que María había salido al teatro.
Futuro - condicional
Os ayudaré.
Dijo/decía que nos ayudaría.
Futuro compuesto - condicional compuesto
El domingo habré solucionado la mitad.
Dijo/decía que el domingo habría solucionado la mitad.
Presente de subjuntivo - imperfecto de subjuntivo
Cuando quieras te enseñaré a bailar.
Dijo/decía que cuando quisiera me enseñaría a bailar.
Imperativo - imperfecto de subjuntivo
Ven a mi casa.
Dijo/decía que vinieras a su casa.
De indirecte rede in de tegenwoordige tijd
Presente - presente
Soy holandesa.
Dice que es holandesa.
Imperfecto - imperfecto
Estaba muy alegre.
Dice que estaba muy alegre.
Definido - definido
Trabajé ayer todo el día.
Dice que trabajó ayer todo el día.
Perfecto - perfecto
Me he equivocado.
Dice que se ha equivocado.
Pluscuamperfecto - pluscuamperfecto
María había salido al teatro.
Dice que María había salido al teatro.
Futuro - futuro
Os ayudaré.
Dice que nos ayudará.
Futuro compuesto - Futuro compuesto
El domingo habré solucionado la mitad.
Dice que el domingo habrá solucionado la mitad.
Presente de subjuntivo - presente de subjuntivo
Busco una casa que tenga ascensor.
Dice que busca una casa que tenga ascencor.
LET OP!!
Imperativo - presente de subjuntivo
Ven a mi casa.
Dice que vengas a su casa.
Soy holandesa.
Dice que es holandesa.
Imperfecto - imperfecto
Estaba muy alegre.
Dice que estaba muy alegre.
Definido - definido
Trabajé ayer todo el día.
Dice que trabajó ayer todo el día.
Perfecto - perfecto
Me he equivocado.
Dice que se ha equivocado.
Pluscuamperfecto - pluscuamperfecto
María había salido al teatro.
Dice que María había salido al teatro.
Futuro - futuro
Os ayudaré.
Dice que nos ayudará.
Futuro compuesto - Futuro compuesto
El domingo habré solucionado la mitad.
Dice que el domingo habrá solucionado la mitad.
Presente de subjuntivo - presente de subjuntivo
Busco una casa que tenga ascensor.
Dice que busca una casa que tenga ascencor.
LET OP!!
Imperativo - presente de subjuntivo
Ven a mi casa.
Dice que vengas a su casa.
dinsdag 20 juli 2010
Nieuwe Testament
Namen uit het Nieuwe Testament:
Mateo, Marcos, Lucas, Juan, Jesús, Tito, Timoteo, Santiago, Pedro, Pablo.
Mateo, Marcos, Lucas, Juan, Jesús, Tito, Timoteo, Santiago, Pedro, Pablo.
woensdag 14 juli 2010
La vista
La vista desde abajo - onderaanzicht
La vista lateral - zijaanzicht
La vista posterior - achteraanzicht
La vista frontal - vooraanzicht
Vista betekent aanzicht of aanblik, maar ook gezichtssvermogen.
La vista lateral - zijaanzicht
La vista posterior - achteraanzicht
La vista frontal - vooraanzicht
Vista betekent aanzicht of aanblik, maar ook gezichtssvermogen.
zondag 11 juli 2010
Voetbal
El fútbol - De voetbalsport
El gol - het doelpunt
El poste - de doelpaal
La pelota - de voetbal
El futbolista - de voetballer
El centro - de middelstip
El campeanato - het kampioenschap
vrijdag 2 juli 2010
Woordenlijstje reizen
La comprobación del pasaporte- paspoortcontrole
El aeropuerto- luchthaven
La tarjeta de embarque- instapkaart
El vuelo- vlucht
Vuelo de vuelta- retourvlucht
El vuelo de ida- heenvlucht
El vuelo completo- de volgeboekte vlucht
Embarcar- aan boord gaan
El embarque- het aan boord gaan
La llegada- de aankomst
La salida- het vertrek
El aeropuerto- luchthaven
La tarjeta de embarque- instapkaart
El vuelo- vlucht
Vuelo de vuelta- retourvlucht
El vuelo de ida- heenvlucht
El vuelo completo- de volgeboekte vlucht
Embarcar- aan boord gaan
El embarque- het aan boord gaan
La llegada- de aankomst
La salida- het vertrek
donderdag 24 juni 2010
Persoonlijk voornaamwoord voor of achter het werkwoord?
afeitarme - infinitivo
afeitándome - gerundio
báñate - imperativo
In het geval van een infinitivo of een gerundio kan het persoonlijk voornaamwoord ook voor het werkwoord worden gezet.
me estoy afeitando
afeitándome - gerundio
báñate - imperativo
In het geval van een infinitivo of een gerundio kan het persoonlijk voornaamwoord ook voor het werkwoord worden gezet.
me estoy afeitando
maandag 21 juni 2010
Diccionarios
Woordenboek nodig? Kijk even hier.
Todo diccionarios.
Todo diccionarios.
Oraciones condicionales
De oraciones condicionales kun je verdelen in oraciones condicionales reales en oraciones condicionales irreales.
REAL
Als het mogelijk is dat de conditie werkelijkheid wordt.
Si tengo tiempo, te visito.
IRREAL
Als het niet of niet waarschijnlijk is dat de conditie werkelijkheid wordt.
Si tuviera dinero, compraría un coche.
REAL
Als het mogelijk is dat de conditie werkelijkheid wordt.
Si tengo tiempo, te visito.
IRREAL
Als het niet of niet waarschijnlijk is dat de conditie werkelijkheid wordt.
Si tuviera dinero, compraría un coche.
zondag 20 juni 2010
Voltooid verleden tijd van de subjuntivo
De voltooid verleden tijd van de subjuntivo vorm je met het werkwoord "haber".
hubiera
hubieras
hubiera
hubiéramos
hubierais
hubieran
De voltooid verleden tijd van de subjuntivo drukt twijfel over het verleden uit.
Ella dudaba que él hubiera llegado.
hubiera
hubieras
hubiera
hubiéramos
hubierais
hubieran
De voltooid verleden tijd van de subjuntivo drukt twijfel over het verleden uit.
Ella dudaba que él hubiera llegado.
Imperfecto de subjuntivo gebruik
Als in de hoofdzin een wil of een wens in de verleden tijd staat, moet in de bijzin de imperfecto de subjuntivo worden gebruikt.
Mi hijo quiso que le diera un portátil.
Mi hijo quiso que le diera un portátil.
Imperfecto de subjuntivo
De imperfecto de subjuntivo heeft twee vormen die door elkaar gebruikt kunnen worden. De imperfecto de subjuntivo wordt samengesteld door de vorm van "ellos" in de definido, minus -ron.
Bijvoorbeeld: estuvie-ron
estuviera
estuvieras
estuviera
estuviéramos
estuvierais
estuvieran
of:
estuviese
estuvieses
estuviese
estuviésemos
estuvieseis
estuvieran
Bijvoorbeeld: estuvie-ron
estuviera
estuvieras
estuviera
estuviéramos
estuvierais
estuvieran
of:
estuviese
estuvieses
estuviese
estuviésemos
estuvieseis
estuvieran
woensdag 16 juni 2010
Gebruik van de condicional
De condicional drukt ongeveer hetzelfde uit wat wij in het Nederlands met "zouden" uitdrukken.
Yo que tú compraría otro coche.
Als ik jou was zou ik een andere auto kopen.
Yo en tu lugar estudiaría más.
Als is in jouw plaats zou zijn, zou ik meer studeren.
Yo que tú compraría otro coche.
Als ik jou was zou ik een andere auto kopen.
Yo en tu lugar estudiaría más.
Als is in jouw plaats zou zijn, zou ik meer studeren.
maandag 14 juni 2010
Voegwoorden
PERO-MAAR
AUNQUE-HOEWEL
MIENTRAS QUE-TERWIJL
POR ESO-DAAROM
ASÍ QUE-DUS
PORQUE-OMDAT,WANT
COMO-OMDAT,WANT
Como gebruik je aan het begin van een zin.
AUNQUE-HOEWEL
MIENTRAS QUE-TERWIJL
POR ESO-DAAROM
ASÍ QUE-DUS
PORQUE-OMDAT,WANT
COMO-OMDAT,WANT
Como gebruik je aan het begin van een zin.
Zomercursus Spaans leren in Haarlem
Lientje heeft zich op 27 mei voor een zomercursus bij Abanico in Rotterdam ingeschreven. Woon je in de buurt van Amsterdam, dan kan je bij Español Universal ook een zomercursus gaan volgen. Klik op de link om bij de site van Español Universal te komen.
dinsdag 8 juni 2010
Bijvoeglijke bijzinnen
Oraciones de relativo/oraciones adjetivas
Busco una casa que tiene jardín. (Antecedente conocido. Indicativo.)
Busco una casa que tenga jardín. (Antecedente desconocido. Subjuntivo.)
El sustantivo al que se refiere la oración (casa) se llama antecedente.
Busco una casa que tiene jardín. (Antecedente conocido. Indicativo.)
Busco una casa que tenga jardín. (Antecedente desconocido. Subjuntivo.)
El sustantivo al que se refiere la oración (casa) se llama antecedente.
maandag 7 juni 2010
Woordenlijstje economie
La economía - de economie
El dinero - het geld
El rendimiento - de winst
El rico - de rijke
El pobre - de arme
IVA impuesto sobre el valor añadido - de Spaanse BTW
IRPF impuesto sobre la renta de las personas físicas - de Spaanse inkomstenbelasting
La venta - de verkoop
La compra - de inkoop
La empresa - de onderneming
El dinero - het geld
El rendimiento - de winst
El rico - de rijke
El pobre - de arme
IVA impuesto sobre el valor añadido - de Spaanse BTW
IRPF impuesto sobre la renta de las personas físicas - de Spaanse inkomstenbelasting
La venta - de verkoop
La compra - de inkoop
La empresa - de onderneming
maandag 31 mei 2010
Het weer - el tiempo
La borrasca - onweersbui
Atmosférico/a - atmosferisch
La nubosidad - bewolking
Vertiente - noordkant
Litoral - aan de kunst
Oriental - oostelijk
La precipitación - neerslag
El sur - het zuiden
El aguacero - plensbuis
Suroeste - zuidwesten
Tormentoso - stormachtig
Atmosférico/a - atmosferisch
La nubosidad - bewolking
Vertiente - noordkant
Litoral - aan de kunst
Oriental - oostelijk
La precipitación - neerslag
El sur - het zuiden
El aguacero - plensbuis
Suroeste - zuidwesten
Tormentoso - stormachtig
donderdag 27 mei 2010
Zomercursus
Lientje is enthousiast met Spaans bezig. Vandaag heeft ze zich ingeschreven voor een Zomercursus bij het instituut El Abanico in Rotterdam. Wil je de zomerperiode ook wat aan je Spaans gaan doen, kijk dan even op de site van El Abanico. Daar kan je de niveau's en het rooster vinden.
El abanico - waaier
El curso de verano - zomercursus
El nivel - niveau
El instituto - instituut
inscribir - inschrijven
El abanico - waaier
El curso de verano - zomercursus
El nivel - niveau
El instituto - instituut
inscribir - inschrijven
vrijdag 21 mei 2010
Begin......einde sprookjes
El cuento - het sprookje
Había una vez.....
o
Erase una vez.....
.......
.......
Colorín, colorado es te cuento se ha acabado.
o
Fueron felices y comieron perdices.
Había una vez.....
o
Erase una vez.....
.......
.......
Colorín, colorado es te cuento se ha acabado.
o
Fueron felices y comieron perdices.
woensdag 19 mei 2010
Woorden bij het nieuws
Las noticias - het nieuws
El/la periodista- de journalist(e)
EE UU - los Estados Unidos - de Verenigde Staten
Nueva York - New York
La Casa Blanca - het Witte Huis
La conferencia cumbre - de topconferentie
El presidente - de president
La oposición - de oppositie
El congreso de los Diputados - de Spaanse Tweede Kamer
Latinoamérica - Latijs Amerika
El/la periodista- de journalist(e)
EE UU - los Estados Unidos - de Verenigde Staten
Nueva York - New York
La Casa Blanca - het Witte Huis
La conferencia cumbre - de topconferentie
El presidente - de president
La oposición - de oppositie
El congreso de los Diputados - de Spaanse Tweede Kamer
Latinoamérica - Latijs Amerika
maandag 17 mei 2010
Woorden die op elkaar lijken......
Spaanse woorden die op elkaar lijken, maar toch heel iets anders betekenen.
el pescado - vis als eetwaar
el pecado - de zonde
el caballo - het paard
el cabello - haar (elke haar apart)
la bruja - de heks
la brújula - het kompas
la muñeca - de pols
el muñeco - de pop
auxiliar - helpen
exiliar - verbannen
la puerta - de deur
el puerto - de haven
el pescado - vis als eetwaar
el pecado - de zonde
el caballo - het paard
el cabello - haar (elke haar apart)
la bruja - de heks
la brújula - het kompas
la muñeca - de pols
el muñeco - de pop
auxiliar - helpen
exiliar - verbannen
la puerta - de deur
el puerto - de haven
zondag 16 mei 2010
Handig om te weten
Tan pronto como – zodra
Hasta que – tot, totdat
Cada vez – steeds, telkens als
Alguna vez – een enkele keer
De vez en vez – af en toe
De vez en cuando – nu en dan
Siempre – altijd
Tan pronto como – zodra, zo gauw als
En cuanto – zodra
En cuanto a – wat betreft, inzake
Hasta que – tot, totdat
Cada vez – steeds, telkens als
Alguna vez – een enkele keer
De vez en vez – af en toe
De vez en cuando – nu en dan
Siempre – altijd
Tan pronto como – zodra, zo gauw als
En cuanto – zodra
En cuanto a – wat betreft, inzake
zaterdag 15 mei 2010
Pasado ---> condicional
¿Qué hizo ayer por la tarde Frida? Iría al cine.
¿Dónde iba Antonella de vacaciones cuando era pequeña? Iría a Sicilia.
¿Dónde iba Antonella de vacaciones cuando era pequeña? Iría a Sicilia.
Futuro perfecto
USO
1.Se usa para hablar de una acción futura que estará terminada en el momento futuro del que hablamos.
Mañana viajeré a Ibiza, a las 15 h. ya me habré bañado en el mar
2.Hacer hipótesis sobre el pasado en el cercano al presente.
¿A que hora se ha levantado hoy Frida? Se habrá levantado a las ocho.
1.Se usa para hablar de una acción futura que estará terminada en el momento futuro del que hablamos.
Mañana viajeré a Ibiza, a las 15 h. ya me habré bañado en el mar
2.Hacer hipótesis sobre el pasado en el cercano al presente.
¿A que hora se ha levantado hoy Frida? Se habrá levantado a las ocho.
Futuro simple/imperfecto
USO
1.Hablar de acciones o situaciones futuras.
El proximo sábado iré a la playa.
2.Hacer predicciones.
Mañana lloverá en el norte.
3.Hacer hipótesis sobre el presente.
¿Donde está David? Estará durmiendo.
1.Hablar de acciones o situaciones futuras.
El proximo sábado iré a la playa.
2.Hacer predicciones.
Mañana lloverá en el norte.
3.Hacer hipótesis sobre el presente.
¿Donde está David? Estará durmiendo.
vrijdag 14 mei 2010
Ik hebt er echt genoeg van.....
Estoy harto/a de mi trabajo - ik heb genoeg (baal) van mijn werk
Estoy hasta el gorro - ik heb er mijn buik van vol
Estoy hasta el gorro - ik heb er mijn buik van vol
donderdag 13 mei 2010
Tien vogels, honderd vogels
Más vale pájaro en mano que ciento volando.
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
Él rie el último, el rie mejor.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
Él rie el último, el rie mejor.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
La crisis
Vocabulario crisis
el paro – werkloosheid
el precio – prijs
la morosidad – betalingsachterstand
el comercio – handel
la crisis – crisis
el banco – bank
pa pérdida – verlies
la huelga – staking
las pensiones congeladas – pensioenen bevroren
el sector público – publieke sector
reducir – verminderen
la rebaja – uitverkoop
rebajar - verminderen
el paro – werkloosheid
el precio – prijs
la morosidad – betalingsachterstand
el comercio – handel
la crisis – crisis
el banco – bank
pa pérdida – verlies
la huelga – staking
las pensiones congeladas – pensioenen bevroren
el sector público – publieke sector
reducir – verminderen
la rebaja – uitverkoop
rebajar - verminderen
Sobrevivir
la manta - deken
el botiquin - eerste hulpkoffertje, medicijnkastje
la brujula - kompas
las cerillas - lucifers
la navaja - zakmes
la amenaza - (be)dreiging
el botiquin - eerste hulpkoffertje, medicijnkastje
la brujula - kompas
las cerillas - lucifers
la navaja - zakmes
la amenaza - (be)dreiging
Hasta
Hasta + infinitivo
Hasta que + subjuntivo
Antes de + infinitivo
Despues de + infinitivo
Hasta que + subjuntivo
Antes de + infinitivo
Despues de + infinitivo
woensdag 12 mei 2010
Er verandert wat
Ser nervioso
Estar nervioso
Ponerse nevioso
Cambio de sentimiento
Me pongo nervioso cuando......
Estar nervioso
Ponerse nevioso
Cambio de sentimiento
Me pongo nervioso cuando......
Mag ik je een raad geven?
Yo compraría el coche azul.
Yo que tú diría la verdad.
Yo en tu lugar no bebería tanto.
Yo que tú diría la verdad.
Yo en tu lugar no bebería tanto.
Cuando.....
Cuando
Presente
Cuando estoy feliz, como paella.
Pasado
Cuando era pequeña, comía paella.
Futuro
Cuando sea mayor, iré a comer paella.
Presente
Cuando estoy feliz, como paella.
Pasado
Cuando era pequeña, comía paella.
Futuro
Cuando sea mayor, iré a comer paella.
dinsdag 11 mei 2010
Refranes
Aunque la mona se vista de seda, mona se queda.
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
Antes de hacer nada, consúltado con la almohada.
Slaap er nog een nachtje over, voor je het besluit neemt.
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
Antes de hacer nada, consúltado con la almohada.
Slaap er nog een nachtje over, voor je het besluit neemt.
maandag 10 mei 2010
Condicional simple
cantaría
cantarías
cantaría
cantaríamos
cantaríais
cantarían
De werkwoorden op -er en -ir hebben bij de condicional dezelfde uitgangen als die op -ar.
cantarías
cantaría
cantaríamos
cantaríais
cantarían
De werkwoorden op -er en -ir hebben bij de condicional dezelfde uitgangen als die op -ar.
Oraciones condicionales reales
La palabre importante Si
Habituales
Si hace calor, voy a la playa.
De futuro
Si tengo dinero, este verano iré a Australia.
Impertativo
Si vienes a Valencia, ve al Palmar a comer paella.
Habituales
Si hace calor, voy a la playa.
De futuro
Si tengo dinero, este verano iré a Australia.
Impertativo
Si vienes a Valencia, ve al Palmar a comer paella.
Persoonlijkheidskenmerken
violento
pacifico
celoso
abierto
sociable
extrovertide (extravertido)
ambicioso
independiente
generoso
tacaño
avaro
pacifico
celoso
abierto
sociable
extrovertide (extravertido)
ambicioso
independiente
generoso
tacaño
avaro
zaterdag 8 mei 2010
Landen
Bélgica
Austria
Arabia Saudita
Irlandia
Letonia
Noruega
Países Bajos
Rumania
Marruecos
Austria
Arabia Saudita
Irlandia
Letonia
Noruega
Países Bajos
Rumania
Marruecos
vrijdag 7 mei 2010
De computer
la pantalla - beeldscherm
el ratón - muis
copiar - copieëren
la base de datos - database
chatear - chatten
formatear - formatteren
el teclado - toetsenbord
el portátil - de laptop
el ratón - muis
copiar - copieëren
la base de datos - database
chatear - chatten
formatear - formatteren
el teclado - toetsenbord
el portátil - de laptop
donderdag 6 mei 2010
Gebiedende wijs
Spanjaarden gebruiken veel vaker de gebiedende wijs dan Nederlanders. Als je Spaans gaat leren, kom je onherroepelijk de imperativo tegen.
Callate de una vez. - Hou nou even je mond.
Pase por favor. - Ga uw gang.
Agitese antes de usar. - Schudden voor gebruik.
Ten cuidado. - Pas op.
Callate de una vez. - Hou nou even je mond.
Pase por favor. - Ga uw gang.
Agitese antes de usar. - Schudden voor gebruik.
Ten cuidado. - Pas op.
woensdag 5 mei 2010
Afkortingen
Señor - Sr
Señora - Sra
Usted - Ud
Ustedes - Uds
Derecha - Dcha
Izquierda - Izq
Por ejemplo - p.ej.
Escétera - etc.
Señora - Sra
Usted - Ud
Ustedes - Uds
Derecha - Dcha
Izquierda - Izq
Por ejemplo - p.ej.
Escétera - etc.
dinsdag 4 mei 2010
El futuro
De uitgangen van de werkwoorde op -er en -ir zijn dezelfde als de uitgangen van de werkwoorden op -ar. Dus infinitivo plus de uitgangen.
Wat gebeurt er in de toekomst?
En el futuro trabajaremos en España.
trabajaré
trabajarás
trabajará
trabajaremos
trabajaréis
trabajarán
trabajaré
trabajarás
trabajará
trabajaremos
trabajaréis
trabajarán
maandag 3 mei 2010
Veroorzaken
causa - zaak
causar - veroorzaken
causar daño
causar sorpresa
causa pública - algemeen belang
causar - veroorzaken
causar daño
causar sorpresa
causa pública - algemeen belang
vrijdag 30 april 2010
Medeklinkers
Welke medeklinkers kunnen dubbel voorkomen in de Spaanse taal? Dat zijn er maar een paar. Als je de naam Carolina onthoud, dan heb je ze allemaal. Dus alleen de C,R,L en de N.
woensdag 28 april 2010
Zit je lekker?
Ponerse en cuclillas = hurken
Estar en cuclillas = hurken
Estar de pie = staan
Estar sentado = zitten
Estar de rodillas = knielen
Estar en cuclillas = hurken
Estar de pie = staan
Estar sentado = zitten
Estar de rodillas = knielen
donderdag 22 april 2010
Verleden tijd
Samenvatting gebruik verleden tijd.
Acción terminada: - Hoy Perfecto - Ayer Definido
Otros casos: - Costumbre - Discripción - Situación Imperfecto
Pasado anterior a otro pasado - Pluscuamperfecto
Acción terminada: - Hoy Perfecto - Ayer Definido
Otros casos: - Costumbre - Discripción - Situación Imperfecto
Pasado anterior a otro pasado - Pluscuamperfecto
woensdag 21 april 2010
Op twee manieren vragen
Preguté al agente de policía,"¿Dónde está la oficina de turismo?"
La semana pasada él pregunto mucho durante la reunión.
Om iets vragen.
Ayer pedí un libro en la biblioteca.
Eso es todo lo que pido.
La semana pasada él pregunto mucho durante la reunión.
Om iets vragen.
Ayer pedí un libro en la biblioteca.
Eso es todo lo que pido.
Je moet en je zou moeten
Es una cuenta exhorbitante, pero tengo que pagarla.
Debo dar más dinero por una buena causa.
Debo dar más dinero por una buena causa.
Para España
Este fruto es para comer con azúcar.(om te + infinitivo)
Los libros son para mi hermano.(voor hem)
La próxima semana salgo para España.(naar)
Comemos para las ocho.(tegen tijdsaanduiding)
LET OP!
Naar kan ook worden vertaald met a of hacia.
Los libros son para mi hermano.(voor hem)
La próxima semana salgo para España.(naar)
Comemos para las ocho.(tegen tijdsaanduiding)
LET OP!
Naar kan ook worden vertaald met a of hacia.
Diez euros por el bolso
Le pago diez euros por el bolso.(in ruil voor)
Teresita viene por Pentecostés.(ongeveer om die tijd)
¿Hay una escuela por aquí?(in de buurt)
El articulo fue escrito por mi madre.(passieve zin)
Teresita viene por Pentecostés.(ongeveer om die tijd)
¿Hay una escuela por aquí?(in de buurt)
El articulo fue escrito por mi madre.(passieve zin)
dinsdag 20 april 2010
Met de trein
Por tren. (transport)
Tres por cinco son quince. (vermenigvuldiging)
Comino por la calle. (door)
Lientje estuve por cinco semanas en Barcelona. (tijdsduur)
Lo hizo por él. (omwille van..)
Tres por cinco son quince. (vermenigvuldiging)
Comino por la calle. (door)
Lientje estuve por cinco semanas en Barcelona. (tijdsduur)
Lo hizo por él. (omwille van..)
maandag 19 april 2010
Mientras
MIENTRAS
Ayer, mientras oía la radio (imperfecto, een beschrijving van wat ik aan het doen was), oí (perfecto, afgesloten handeling in afgesloten tijd) un golpe en la puerta.
Ayer, cuando (mientras) paseabamos en el parque, vimos a Juan.
Ayer, mientras oía la radio (imperfecto, een beschrijving van wat ik aan het doen was), oí (perfecto, afgesloten handeling in afgesloten tijd) un golpe en la puerta.
Ayer, cuando (mientras) paseabamos en el parque, vimos a Juan.
Het verschil
Antes iba a la iglesia cada domingo.
En Enero fui dos veces.
Este mes he ido tres veces.
En Enero fui dos veces.
Este mes he ido tres veces.
Vroeger deden we het zo!
Vroeger Antes llevaba el pelo corto.
Gewoonte Cuando vivía en Madrid, nunca iba al piscina. Los domingos solía dormir hasta muy tarde.
Beschrijving Mi tío era muy inteligente. La casa tenía ocho habitaciones. Había mucha gente en el centro de la ciudad
Gewoonte Cuando vivía en Madrid, nunca iba al piscina. Los domingos solía dormir hasta muy tarde.
Beschrijving Mi tío era muy inteligente. La casa tenía ocho habitaciones. Había mucha gente en el centro de la ciudad
zondag 18 april 2010
Llevar - transportar
Comidas para llevar.
Llevar un saludo. Een groet overbrengen.
Llevar y traer. Van het kastje naar de muur sturen. Het betekent ook roddelen.
Llevar betekent ook dragen van kleding.
Llevo pantalones blancos.
Of iets op hebben.
Lleva puesto un sombrero.
Llevar un saludo. Een groet overbrengen.
Llevar y traer. Van het kastje naar de muur sturen. Het betekent ook roddelen.
Llevar betekent ook dragen van kleding.
Llevo pantalones blancos.
Of iets op hebben.
Lleva puesto un sombrero.
Llevar + a
LLevar + a
Betekent volgens Van Dale:
leiden/gaan naar.....
uitkomen op/in/bij.....
El camino lleva a Madrid.
Betekent volgens Van Dale:
leiden/gaan naar.....
uitkomen op/in/bij.....
El camino lleva a Madrid.
Llevar als hulpwerkwoord
Llevar met gerundio betekent: al aan het (bijv. wachten).
Los pasajeros llevan tres días esperando.
Llevo diez años trabajando.
Ik ben al tien jaar aan het werk.
Los pasajeros llevan tres días esperando.
Llevo diez años trabajando.
Ik ben al tien jaar aan het werk.
zaterdag 17 april 2010
Acercar
Las noticias.
La nube de ceniza acerca a España.
La gente suspende su viaje. La gente enkelvoud.
La nube de ceniza acerca a España.
La gente suspende su viaje. La gente enkelvoud.
vrijdag 16 april 2010
Actualidad. La nube de ceniza.
Caos aéreo por la nube de ceniza. (aswolk)
Volcán Islandés.
Una causa de fuerza mayor. (overmacht)
Aterrizar = landen
Despegar = opstijden
Volcán Islandés.
Una causa de fuerza mayor. (overmacht)
Aterrizar = landen
Despegar = opstijden
donderdag 15 april 2010
Woordenlijstje Spaans - Nederlands
anciano- bejaarde
huevo- ei
tabaco- tabak
bolso/bolsa- tas
quedar- afspreken
quedarse- blijven
remoto- ver verwijderd
idioma- taal
sumamento- hoogst, uiterst
silla- stoel
silla de ruedas- rolstoel
tendedero- wasrek, waslijn
preguntar- vragen, informeren
revalado- ontwikkeld
las fotos revaladas- ontwikkelde foto's
consolar (eu)- troosten
regañar- berispen
huevo- ei
tabaco- tabak
bolso/bolsa- tas
quedar- afspreken
quedarse- blijven
remoto- ver verwijderd
idioma- taal
sumamento- hoogst, uiterst
silla- stoel
silla de ruedas- rolstoel
tendedero- wasrek, waslijn
preguntar- vragen, informeren
revalado- ontwikkeld
las fotos revaladas- ontwikkelde foto's
consolar (eu)- troosten
regañar- berispen
dinsdag 13 april 2010
De buren waren niet blij
HABER
En la fiesta había mucha gente. Die waren er. (Estática)
En la fiesta hubo mucha gente. Er kwamen er veel mensen. (acción)
De buren waren er niet blij mee.
Hubo un problema: los vecinos protestaron (er deed zich voor – acción)
ESTAR
No cogí el teléfono porque estaba en el cine. Ik was er. (Estatica)
El viernes pasado estuve en el cine. Ik ging naar de bioscoop. (acción)
En la fiesta había mucha gente. Die waren er. (Estática)
En la fiesta hubo mucha gente. Er kwamen er veel mensen. (acción)
De buren waren er niet blij mee.
Hubo un problema: los vecinos protestaron (er deed zich voor – acción)
ESTAR
No cogí el teléfono porque estaba en el cine. Ik was er. (Estatica)
El viernes pasado estuve en el cine. Ik ging naar de bioscoop. (acción)
Het vond plaats
Het werkwoord SER betekent ook: plaatsvinden. (suceder, pasar, ocurrir). Als iets plaatsvindt is het tevens iets dynamisch, dus gebruiken we definido.
El accidente fue en la calle Vizcaya. (vond plaats, gebeurde)
El accidente fue en la calle Vizcaya. (vond plaats, gebeurde)
Film of foto
We moeten de volgende zaken uit elkaar houden: Gaat het om een descripción estática (als een foto)of een descripción dinámica (een gebeurtenis, als een film). In het laatste geval gebruiken we de definido.
La casa era muy viejo. (als een foto)
El concierto fue estupendo. (als een film, met een begin en een eind)
La casa era muy viejo. (als een foto)
El concierto fue estupendo. (als een film, met een begin en een eind)
Imperfecto
De pretérito imperfecto gebruik je om dingen en personen in de verleden tijd te beschrijven.
Mi abuela es muy inteligente. Mi abuela era muy inteligente.
La casa tiene tres habitaciones. La casa tenía tres habitaciones.
Hay mucha gente en la tienda. Había mucha gente en la tienda.
Mi abuela es muy inteligente. Mi abuela era muy inteligente.
La casa tiene tres habitaciones. La casa tenía tres habitaciones.
Hay mucha gente en la tienda. Había mucha gente en la tienda.
maandag 12 april 2010
Onregelmatige subjuntivo
IR
vaya vayas vaya vayamos vayáis vayan
SABER
sepa sepas etc
VENIR
venga vengas ......
PONER ponga
HACER haga
DECIR diga
SALIR salga
TENER tenga
VALER valga
CAER caiga
vaya vayas vaya vayamos vayáis vayan
SABER
sepa sepas etc
VENIR
venga vengas ......
PONER ponga
HACER haga
DECIR diga
SALIR salga
TENER tenga
VALER valga
CAER caiga
Subjuntivo onregelmatig
Onregelmatige vormen van de subjuntivo
dé des dé demos deis den
SER
sea seas sea seamos seáis sean
HABER
haya hayas haya hayamos hayáis hayan
dé des dé demos deis den
SER
sea seas sea seamos seáis sean
HABER
haya hayas haya hayamos hayáis hayan
Subjuntivo regelmatige vormen
Verbos -ar
amar
ame ames ame amemos améis amen
Verbos -er
leer
lea leas lea leamos leáis lean
Verbos -ir
comprimir
comprima comprimas comprima comprimamos compromáis compriman
amar
ame ames ame amemos améis amen
Verbos -er
leer
lea leas lea leamos leáis lean
Verbos -ir
comprimir
comprima comprimas comprima comprimamos compromáis compriman
zondag 11 april 2010
Modo indicativo y modo subjuntivo
Verbos de cabeza (hoofd).
Wat doe je met je hoofd? Denken, praten, waarnemen.
Verbos de leguaje zoals contar, comunicar, explicar, etc.
Verbos de percepción: ver, oir, oler, notar, etc.
Verbos de pensiamiento: pensar, creer, suponer, etc.
Todas las oraciones llevan indicativo.
Pero cuando el verbo en la oración principal está negado, las llevan subjuntivo.
Dus:
Explico que es una hábito malo.
No veo que sea mal.
Wat doe je met je hoofd? Denken, praten, waarnemen.
Verbos de leguaje zoals contar, comunicar, explicar, etc.
Verbos de percepción: ver, oir, oler, notar, etc.
Verbos de pensiamiento: pensar, creer, suponer, etc.
Todas las oraciones llevan indicativo.
Pero cuando el verbo en la oración principal está negado, las llevan subjuntivo.
Dus:
Explico que es una hábito malo.
No veo que sea mal.
Subjuntivo werkwoorden van sentiment en gevoel
De subjuntivo is een wijs, een manier waarop je iets zegt. In het Spaans modo.
Modo subjuntivo
Verbos de sentimiento llevan subjuntivo.
Me lamenta que el tren llege tarde.
Odio que usted fume.
Modo subjuntivo
Verbos de sentimiento llevan subjuntivo.
Me lamenta que el tren llege tarde.
Odio que usted fume.
Het gebruik van de subjuntivo
De subjuntivo wordt gebruikt in zinnen die ondergeschikt zijn aan een anderen zin. Bij voorbeeld als je zegt:
Ik heb een vriend die graag bas zou spelen. "Die graag bas zou spelen." is ondergeschikt aan "Ik heb een vriend." De laatste is de hoofdzin.
Werkwoorden waarmee je invloed wilt uitoefenen (verbos de influencia)geven in de bijzin Subjuntivo.
Quiero que te me ayudes.
Prohibo que te fumes.
Pido que me prestes los libros.
Ik heb een vriend die graag bas zou spelen. "Die graag bas zou spelen." is ondergeschikt aan "Ik heb een vriend." De laatste is de hoofdzin.
Werkwoorden waarmee je invloed wilt uitoefenen (verbos de influencia)geven in de bijzin Subjuntivo.
Quiero que te me ayudes.
Prohibo que te fumes.
Pido que me prestes los libros.
vrijdag 9 april 2010
Onregelmatige defenido
QUERER
quise quisiste quiso quisimos quisisteis quisieron
SABER
supe supiste supo supimos supisteis supieron
TENER
tuve tuviste tuvo tuvimos tuvisteis tuvieron
TRAER
traje trajiste trajo trajimos trajisteis trajeron
VENIR
vine viniste vino vinimos vinisteis vinieron
quise quisiste quiso quisimos quisisteis quisieron
SABER
supe supiste supo supimos supisteis supieron
TENER
tuve tuviste tuvo tuvimos tuvisteis tuvieron
TRAER
traje trajiste trajo trajimos trajisteis trajeron
VENIR
vine viniste vino vinimos vinisteis vinieron
Nog meer onregelmatige definido
DAR
di diste dio dimos disteis dieron
DECIR
dije dijiste dijo dijimos dijisteis dijeron
HACER
hice hiciste hizo hicimos hicisteis hicieron
PODER
pude pudiste pudo pudemos pudesteis pudieron
PONER
puse pusiste puso pusimos pusisteis pusieron
di diste dio dimos disteis dieron
DECIR
dije dijiste dijo dijimos dijisteis dijeron
HACER
hice hiciste hizo hicimos hicisteis hicieron
PODER
pude pudiste pudo pudemos pudesteis pudieron
PONER
puse pusiste puso pusimos pusisteis pusieron
donderdag 8 april 2010
Estar en ser haber DEFINIDO
SER en IR zijn in de definido identiek
fui fuiste fue fuimos fuisteis fueron
ESTAR
estuve estuviste estuvo estuvimos estuvisteis estuvieron
Van haber wordt in de praktijk bijna alleen hubo gebruikt.
En 2010 hubo un fuerte terremoto en Chile.
fui fuiste fue fuimos fuisteis fueron
ESTAR
estuve estuviste estuvo estuvimos estuvisteis estuvieron
Van haber wordt in de praktijk bijna alleen hubo gebruikt.
En 2010 hubo un fuerte terremoto en Chile.
Verbos irregulares préterito definido
ANDAR
anduve anduviste anduvo anduvimos anduvisteis anduvieron
CABER
cupe cupiste cupo cupimos cupisteis cupieron
CONDUCIR en ook PRODUCIR
conduje condujiste condujo condujimos condujisteis condujeron
anduve anduviste anduvo anduvimos anduvisteis anduvieron
CABER
cupe cupiste cupo cupimos cupisteis cupieron
CONDUCIR en ook PRODUCIR
conduje condujiste condujo condujimos condujisteis condujeron
Uit je hoofd gaan leren
TENER
tengo tienes tiene tenemos tenéis tienen
DECIR
digo dices dice decimos decís dicen
OÍR
oigo oyes oye oímos oís oyen
OLER
huelo hueles huele olemos oléis huelen
REIR
río ríes ríe reímos reís rien
tengo tienes tiene tenemos tenéis tienen
DECIR
digo dices dice decimos decís dicen
OÍR
oigo oyes oye oímos oís oyen
OLER
huelo hueles huele olemos oléis huelen
REIR
río ríes ríe reímos reís rien
Tegenwoordig onregelmatig
Werkwoorden die vaak voorkomen die in de tegenwoordige tijd een onregelmatige yo-vorm hebben
caber - quepo
caer - caigo
dar - doy
hacer - hago
poner - pongo
saber - sé
salir - salgo
traer - traigo
valer - valgo
ver - veo
caber - quepo
caer - caigo
dar - doy
hacer - hago
poner - pongo
saber - sé
salir - salgo
traer - traigo
valer - valgo
ver - veo
Typische (in)definido zinnen
Ayer me levanté a las ocho. Desayuné. Me cepillé los dientes y me duché. Me vestí y me peiné. Salí de la casa a las nueve. Llegué a la escuela a las nueve y media.
Gebruik pretérito (in)definido
De Pretérito (in)definido wordt gebruikt bij handelingen die in het verleden zijn afgesloten. Er is geen verband met het heden. Gisteren is echt voorbij.
Ayer
Antes de ayer
Anoche
El otro día
El domingo
El día de su nacimiento
La semana pasada
El año pasado
En Marzo
En 2000
Hace dos días, meses, años
Ayer
Antes de ayer
Anoche
El otro día
El domingo
El día de su nacimiento
La semana pasada
El año pasado
En Marzo
En 2000
Hace dos días, meses, años
woensdag 7 april 2010
Pretérito (in)definido op -ir en -er
Vivir
viví
viviste
vivió
vivimos
vivisteis
vivieron
Correr
corrí
corriste
corrió
corrimos
corristeis
corrieron
viví
viviste
vivió
vivimos
vivisteis
vivieron
Correr
corrí
corriste
corrió
corrimos
corristeis
corrieron
Pretérito (in)definido
Met deze verleden tijd zet je er echt een punt achter. Het is voorbij.
Werkwoorden op -ar
trabajé
cantaste
habló
amamos
girasteis
archivaron
Werkwoorden op -ar
trabajé
cantaste
habló
amamos
girasteis
archivaron
Participio de echt onregelmatige
abrir - abierto
decir - dicho
(d)escribir - (d)escrito
(de)volver - (de)vuelto
disolver - disuelto
(en)volver - (en)vuelto
freír -frito
hacer- hecho
murir - muerto
(o)poner - (o)puesto
proveer - provisto
resolver - resuelto
romper - roto
ver - visto
volver - vuelto
decir - dicho
(d)escribir - (d)escrito
(de)volver - (de)vuelto
disolver - disuelto
(en)volver - (en)vuelto
freír -frito
hacer- hecho
murir - muerto
(o)poner - (o)puesto
proveer - provisto
resolver - resuelto
romper - roto
ver - visto
volver - vuelto
Participio
De onregelmatige die toch een regelmatigheid hebben.
atraer - atraído
caer -caío
creer - creído
leer - leído
oír - oído
poseer - poseído
(son)reír - (son)reído
traer - traído
atraer - atraído
caer -caío
creer - creído
leer - leído
oír - oído
poseer - poseído
(son)reír - (son)reído
traer - traído
Het voltooid deelwoord
Participio
De regelmatige:
trabajar - trabajado
asistir -asistido
querer - querido
De regelmatige:
trabajar - trabajado
asistir -asistido
querer - querido
Gebruik Pretérito perfecto (vervolg)
Lientje heeft nog meer pretérito perfecto gerepeteerd.
Als je niet precies weet wanneer iets is gebeurd, dan gebruik je ook de pretérito perfecto.
Nog niet
Al
Nooit
Vaak
Todavía no he hecho mis deberes.
Ya ha asistido clases.
Nunca han estado en Madrid.
Muchas veces lo has prometido.
Als je niet precies weet wanneer iets is gebeurd, dan gebruik je ook de pretérito perfecto.
Nog niet
Al
Nooit
Vaak
Todavía no he hecho mis deberes.
Ya ha asistido clases.
Nunca han estado en Madrid.
Muchas veces lo has prometido.
Gebruik Pretérito perfecto (vervolg)
Gebeurtenissen op dezelfde dag:
Vanmorgen
Vanmiddag
Voor het eten
Esta mañana has leído.
Esta tarde ha trbajado.
Antes de comer he puesta la mesa.
Ook binnen dezelfde week, hetzelfde jaar, enz.
Este año hemos comprado una coche.
Vanmorgen
Vanmiddag
Voor het eten
Esta mañana has leído.
Esta tarde ha trbajado.
Antes de comer he puesta la mesa.
Ook binnen dezelfde week, hetzelfde jaar, enz.
Este año hemos comprado una coche.
Gebruik van de pretérito perfecto
De pretérito perfocto wordt gebuikt voor het verleden dat nog in het heden voortduurt. Bijvoorbeeld: vandaag, deze week of dit jaar. Of wanneer iets pas gebeurd is.
Hoy ha buscado a su hermano.
Esta semana hemos ido a la fiesta.
Este año han edificado una casa.
Hoy ha buscado a su hermano.
Esta semana hemos ido a la fiesta.
Este año han edificado una casa.
maandag 5 april 2010
Verleden tijd
Preterito perfecto. De voltooid verleden tijd vorm je met het werkwoord HABER en de paticipio pasado.
He comido
Has dormido
Ha vivido
Hemos hablado
Habéis trabajado
Han amado
De volgende keer: het gebruik van deze tijd.
He comido
Has dormido
Ha vivido
Hemos hablado
Habéis trabajado
Han amado
De volgende keer: het gebruik van deze tijd.
zondag 4 april 2010
Laten we......naar de onregelmatige ww kijken
Laten we naar de onregelmatige werkwoorden gaan kijken.
Vamos examinar los verbos irregulares.
No vayamos a la tienda.
Sepamos - no sepamos
Seamos - no seamos
Vamos examinar los verbos irregulares.
No vayamos a la tienda.
Sepamos - no sepamos
Seamos - no seamos
Laten we praten!
Werkwoorden met: "Laten we......" regelmatige werkwoorden----->> als subjuntivo.
Laten we praten. Hablemos.
Laten we werken. Trabajemos.
Ontkennend:
No hablemos.
No trabajemos.
Laten we praten. Hablemos.
Laten we werken. Trabajemos.
Ontkennend:
No hablemos.
No trabajemos.
Gebiedende wijs, vosotros ontkennend
Doen jullie dat niet! ¡No lo hagáis!
Praten jullie niet! ¡No Habléis!
Praten jullie niet! ¡No Habléis!
Gebiedende wijs, meervoud
De ustedes-vorm is de usted-vorm + -n.
Lees de krant! ¡Lean el periódico!
De vosotros-vorm (regelmatig)
Je haalt de -r van het hele werkwoord af en je voegt een -d toe.
hablar - hablad
comer - comed
Lees de krant! ¡Lean el periódico!
De vosotros-vorm (regelmatig)
Je haalt de -r van het hele werkwoord af en je voegt een -d toe.
hablar - hablad
comer - comed
Gebiedende wijs, usted-vorm
De usted-vorm van de gebiedende wijs is dezelfde als die van de subjuntivo.
Kom! ¡Venga!
Ook in de ontkennende vorm:
Ga niet! ¡No vaya!
Kom! ¡Venga!
Ook in de ontkennende vorm:
Ga niet! ¡No vaya!
Gebiedende wijs, ontkennend
Tú-vorm
Zeg dat niet! ¡No lo digas!
De ontkennende tú-vorm van de imperativo maak je door de tú-vorm van de subjuntivo (tegenwoordige tijd) te gebruiken.
Ren niet! ¡No corras!
Wees niet dom! ¡No seas tonto!
Zeg dat niet! ¡No lo digas!
De ontkennende tú-vorm van de imperativo maak je door de tú-vorm van de subjuntivo (tegenwoordige tijd) te gebruiken.
Ren niet! ¡No corras!
Wees niet dom! ¡No seas tonto!
zaterdag 3 april 2010
Gebiedende wijs, onregelmatig
Tú-vorm
decir-di
hacer-haz
ir-ve
poner-pon
salir-sal
ser-sé
tener-ten
venir-ven
decir-di
hacer-haz
ir-ve
poner-pon
salir-sal
ser-sé
tener-ten
venir-ven
Gebiedende wijs, imperativo
Gebiedende wijs tú-vorm
Haal de s van de tú-vorm van de tegenwoordige tijd.
Abre la puerta.
Come más.
Estudia cada día.
Corre.
Haal de s van de tú-vorm van de tegenwoordige tijd.
Abre la puerta.
Come más.
Estudia cada día.
Corre.
donderdag 1 april 2010
De lijdende vorm
Bij de lijdende vorm is het onderwerp onbekend. M.a.w. Je weet niet wie de handeling uitvoert.
Se habla español en Argentina.
Aquí se sirve cerveza.
En el hotel no se sirven cava ní jerez.
Se hablan castellano y catalán en Barcelona.
Lees voor de talen van Spanje dit informatieve artikel.
Se habla español en Argentina.
Aquí se sirve cerveza.
En el hotel no se sirven cava ní jerez.
Se hablan castellano y catalán en Barcelona.
Lees voor de talen van Spanje dit informatieve artikel.
Persoonsgebonden a
Dit kennen we in het Nederlands niet:
Als het lijdend voorwerp (complemento directo) een persoon of een huisdier is, dan komt er een a voor.
Amo a mi gato.
La niña escucha a la profesora.
Lavo a mi perro cada mes.
Als het lijdend voorwerp (complemento directo) een persoon of een huisdier is, dan komt er een a voor.
Amo a mi gato.
La niña escucha a la profesora.
Lavo a mi perro cada mes.
Werkwoorden op -ar
Ayudar - Yo ayudo a mi madre cada día.
Trabajar - Tú trabajas en Madrid.
Cantar - María siempre canta.
Pasar - Nosotros pasamos.
Caminar - Vosotros camináis.
Viajar - Ustedes viajen mucho.
Trabajar - Tú trabajas en Madrid.
Cantar - María siempre canta.
Pasar - Nosotros pasamos.
Caminar - Vosotros camináis.
Viajar - Ustedes viajen mucho.
dinsdag 30 maart 2010
El tiempo
Tiempo heeft meerdere betekenissen. De bekendste zijn de tijd en het weer.
a tiempo = op tijd
¿Llegaste con tiempo para la fiesta?
Hace buen/mal tiempo.
a tiempo = op tijd
¿Llegaste con tiempo para la fiesta?
Hace buen/mal tiempo.
maandag 29 maart 2010
Dit is de mijne in het Spaans
Esto es mío.
tuyo
suyo
nuestro
vuestro
suyo
Veranderlijk:
La casa es la mía.
Aquellos son vuestros.
tuyo
suyo
nuestro
vuestro
suyo
Veranderlijk:
La casa es la mía.
Aquellos son vuestros.
zondag 28 maart 2010
Lo
Het bepaalde onzijdige lidwoord in het Spaans is LO.
Lo de Lientje es verdad.
Lo blanco.
Lo mío.
Lo dicho.
Lo de Lientje es verdad.
Lo blanco.
Lo mío.
Lo dicho.
vrijdag 26 maart 2010
Pilar gaat naar Madrid
Pilar va a Madrid.
Voy a Valencia.
Sluit u achteraan aan de rij. Pongase a la cola.
Voy a Valencia.
Sluit u achteraan aan de rij. Pongase a la cola.
woensdag 24 maart 2010
Ik woon in Nederland IN
Vivo en Holanda.
París está en Francia.
Mi case está en la Calle Valencia.
Mi hermana está en casa.
París está en Francia.
Mi case está en la Calle Valencia.
Mi hermana está en casa.
maandag 22 maart 2010
En
Het woordje en. Het Spaanse woorden en wel te verstaan.
Gister vroegen we ons al af hoe je dat in het Duits zou zeggen. En Alemán.
Als je zegt dat je met een vervoermiddel reist, dan gebruik je ook dat korte woordje.
¿Vas en avión? No, voy en tren.
Gister vroegen we ons al af hoe je dat in het Duits zou zeggen. En Alemán.
Als je zegt dat je met een vervoermiddel reist, dan gebruik je ook dat korte woordje.
¿Vas en avión? No, voy en tren.
zondag 21 maart 2010
Vreemde taal
Lientje kent iemand die alleen Duits spreekt. Dat heet Alemán in het Spaans. Hoe zeg je iets in het Duits? ¿Cóme se dice en Alemán?
zaterdag 20 maart 2010
Wel lidwoord......
¿Tienes un coche? Drukt een zekere verbazing uit.
Wil je iets specifieks over het zelfstandig naamwoord zeggen, dan zet je er wel een lidwoord voor.
Tiene un marido joven.
Wil je iets specifieks over het zelfstandig naamwoord zeggen, dan zet je er wel een lidwoord voor.
Tiene un marido joven.
vrijdag 19 maart 2010
Geen lidwoord
Wij zeggen: Ik heb een huis.
In het Spaans zeg je: Tengo casa.
Woorden waarvan het normaal gevonden wordt dat je er maar eentje van hebt, krijgen geen lidwoord.
Wij zeggen: Draag je een horloge?
In het Spaans zeg je:¿Llevas reloj?
In het Spaans zeg je: Tengo casa.
Woorden waarvan het normaal gevonden wordt dat je er maar eentje van hebt, krijgen geen lidwoord.
Wij zeggen: Draag je een horloge?
In het Spaans zeg je:¿Llevas reloj?
donderdag 18 maart 2010
Er is....
Hay is een klein maar dapper woord. Het wordt vaak gebruikt.
¿Hay vino?
No, no hay.
Hay pulpo.
Hay una tienda en la calle Cervantes dónde venden pulpo.
Je weet toch dat je de H niet uitspreekt in het Spaans?
¿Hay vino?
No, no hay.
Hay pulpo.
Hay una tienda en la calle Cervantes dónde venden pulpo.
Je weet toch dat je de H niet uitspreekt in het Spaans?
woensdag 17 maart 2010
HAY en SER
Als je SER met een telwoord (bijvoorbeeld vijf) gebruikt, dan zeg je dat het onderwerp met z'n vijven is.
De vertaling van "We zijn met z'n vijven" is: Somos cinco.
Als je HAY met een telwoord gebruikt, dan zeg je dat er een bepaald aantal van iets is.
Hay diez gatos en el techo.
De vertaling van "We zijn met z'n vijven" is: Somos cinco.
Als je HAY met een telwoord gebruikt, dan zeg je dat er een bepaald aantal van iets is.
Hay diez gatos en el techo.
dinsdag 16 maart 2010
Gerundio, Participio
ESTAR
Gerundio: estando
Participio: estado
Haber estado
SER
Gerundio: siendo
Participio: sido
Haber sido
Gerundio: estando
Participio: estado
Haber estado
SER
Gerundio: siendo
Participio: sido
Haber sido
maandag 15 maart 2010
We zijn met z'n drieën
In het Spaans is het een belangrijk onderwerp. Gebruiken we SER of ESTAR.
SER
Somos tres.
ESTAR
Als je op het punt staat iets te gaan doen. of Als iets nog gedaan moet worden.
La carta está por escribir.
Als je geneigd bent iets te doen.
Estoy por decir que no vayamos a Amsterdam.
SER
Somos tres.
ESTAR
Als je op het punt staat iets te gaan doen. of Als iets nog gedaan moet worden.
La carta está por escribir.
Als je geneigd bent iets te doen.
Estoy por decir que no vayamos a Amsterdam.
Het gebruik van ESTAR
Wanneer gebruik je in het Spaans estar?
Als je wilt aangeven waar iemand of iets zich bevindt:
El coche está en el garaje.
Estoy en la tienda de la señora Perez.
Om de stemming van een persoon te beschrijven:
Mi madre está enojada.
Om een lichamelijke toestand te beschrijven:
El perro está enfermo.
Om een lichamelijke houding te beschrijven:
Mi abuela está sentada.
Als je wilt aangeven waar iemand of iets zich bevindt:
El coche está en el garaje.
Estoy en la tienda de la señora Perez.
Om de stemming van een persoon te beschrijven:
Mi madre está enojada.
Om een lichamelijke toestand te beschrijven:
El perro está enfermo.
Om een lichamelijke houding te beschrijven:
Mi abuela está sentada.
zondag 14 maart 2010
Het gebruik van SER (vervolg)
Het Spaans maakt onderscheid in zijn. De ene keer gebluik je SER, de andere keer ESTAR.
Je gebruik SER:
Om een bezit aan te geven:
La camisa es la mía.
Bij de datum:
Hoy es el 14 de marzo.
En bij de tijd:
Es el uno en la mañana.
Om aan tegeven welke relatie je met iemand hebt:
Ellas son mis hermanas.
Je gebruik SER:
Om een bezit aan te geven:
La camisa es la mía.
Bij de datum:
Hoy es el 14 de marzo.
En bij de tijd:
Es el uno en la mañana.
Om aan tegeven welke relatie je met iemand hebt:
Ellas son mis hermanas.
Wanneer gebruik je in het Spaans SER?
Als je wilt aangeven waar je vandaan komt:
Soy de Holanda
Als je wilt vertellen welke nationaliteit iemand heeft:
Él es griego.
Om de persoonlijkheid van iemand aan te geven:
El señor Delgado es amable.
Om lichamelijke kenmerken te beschrijven:
Ana es baja.
Om te vertellen welk beroep iemand heeft:
Alfredo es camarero.
Soy de Holanda
Als je wilt vertellen welke nationaliteit iemand heeft:
Él es griego.
Om de persoonlijkheid van iemand aan te geven:
El señor Delgado es amable.
Om lichamelijke kenmerken te beschrijven:
Ana es baja.
Om te vertellen welk beroep iemand heeft:
Alfredo es camarero.
zaterdag 13 maart 2010
Waar is de winkel?
¿Dónde está la tienda? Estoy en la tienda. Je ziet we gebruiken in het Spaans ESTAR. We kunnen deze zinnen met een beetje ongebruikelijk Nederlands vertalen. Waar bevindt zich de winkel? Ik bevind me in de winkel.
¿Dónde es la fiesta? We gebruiken nu SER omdat we de zin kunnen vertalen met: Waar vindt het feest plaats?
Je gebruikt ook SER bij een tentoonstelling, een wedstrijd, een vergadering, een gesprek en noem maar op.....
¿Dónde es la fiesta? We gebruiken nu SER omdat we de zin kunnen vertalen met: Waar vindt het feest plaats?
Je gebruikt ook SER bij een tentoonstelling, een wedstrijd, een vergadering, een gesprek en noem maar op.....
vrijdag 12 maart 2010
Waar ben je?
¿Dónde estás? Estoy en la escuela.
¿Dónde está la tienda? Esta en la calle Gijón.
Als je wilt zeggen waar je bent, dan gebruik je in het Spaans het werkwoord estar.
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
¿Dónde está la tienda? Esta en la calle Gijón.
Als je wilt zeggen waar je bent, dan gebruik je in het Spaans het werkwoord estar.
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
Wie ben je?
Wie ben je?
¿Quién eres? Soy Pilar. Soy de España. Soy profesora.
¿Quiénes son? Son Juan y Emilio. Son estudiantes.
¿Quién es? Es Antonio. Es hotelero.
¿Quién es usted? Soy Dolores. Soy cantora.
Als je niet weet wat de Spaanse woorden betekenen, koop dan een woordenboek Spaans-Nederlands. Of gebruik één van de vertaalprogramma's die op internet te vinden zijn.
Zijn
Wie ben je en wat is je beroep?
Daarbij gebruik je in het Spaans het werkwoord ser.
Soy Lientje. Soy Holandesa. Soy escritora.
soy
eres
es
somos
sois
son
Abonneren op:
Posts (Atom)